Aardrijkskundige films
Films voor het aardrijkskundeonderwijs behandelden in de beginjaren vooral ‘Nederlandse’ onderwerpen. Ze documenteerden de ligging, het landschap of de bodemgesteldheid van een specifieke stad of landstreek (Giethoorn, Zuiderzeepolders VI: na 10 jaren arbeid) of de economische bedrijvigheid ter plaatse (Giethoorn, Kaas, Zuiderzeepolders VI: na 10 jaren arbeid, Twentse textielindustrie). Later, toen de NOF ook door derden geproduceerd materiaal ging verspreiden, bestreek de collectie een geografisch veel ruimer terrein. Films over andere landen en werelddelen hadden vaak een etnografische inslag: ze behandelden niet alleen de locatie of economie van een regio, maar ook de gewoonten en gebruiken van de inwoners. De films over fysische aardrijkskunde – de werking van het heelal, bijvoorbeeld, of processen van verwering en erosie – maakten intensiever dan andere gebruik van schema’s, diagrammen en later ook animaties.