Experimentele fase
Televisie bevond zich in de jaren dertig nog in de experimentele fase. In Zuid-Nederland werden proefuitzendingen verzorgd door amateurs en tijdens de Olympische Spelen van Berlijn in 1936 waren al live-uitzendingen te zien in Berlijn en Hamburg. Deze konden echter niet thuis bekeken worden – mensen kwamen samen in Fernsehstuben (televisiecafé’s) om gezamenlijk naar de uitzendingen te kijken. Maar het medium ontwikkelde zich snel en na de Tweede Wereldoorlog was het niet meer te stuiten. In Nederland begon de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) op 2 oktober 1951 met uitzendingen vanuit Bussum. Daarvoor had Philips al geëxperimenteerd met tv-programma’s voor een beperkt aantal kijkers.
Eind jaren zestig beschikte tachtig procent van de Nederlandse huishoudens over een televisie. Het medium speelde een belangrijke rol in het dagelijks leven van Nederlanders, die een nieuwe vorm van nieuwsvoorziening en vrijetijdsbesteding rijker waren. Zestig jaar eerder had de opkomst van de bioscoop een omslag betekend voor de amusementsindustrie, nu veranderde de komst van de televisie het dagelijks leefpatroon van de Nederlander. De televisie kreeg een centrale plaats in de huiskamer.