Structureel beleid
De Nederlandse speelfilm profiteerde echter nauwelijks van deze regeling. Incidenteel werd wel een film door een ministerie mede gefinancierd – zo betaalde het ministerie van Justitie mee aan Rechter Thomas en het ministerie van Landbouw aan Sterren stralen overal – maar van een structureel beleid was geen sprake. Dat beleid kwam pas in 1956, toen het Productiefonds voor de Nederlandse Film werd opgericht.
De drijvende kracht achter dit fonds was de NBB. Die had begin 1956 aan het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen voorgesteld om de Nederlandse film gezamenlijk financieel te ondersteunen. Deze steun moest worden gecoördineerd door een fonds dat het geld zou beheren en subsidies zou toekennen. De NBB stelde voor zelf een eenmalig bedrag van 300.000 gulden (136.500 euro) in te brengen en dit bedrag de eerste tien jaar jaarlijks met 200.000 gulden (91.000 euro) aan te vullen. Aan het ministerie werd gevraagd jaarlijks een bedrag van 300.000 gulden te investeren.
Het fonds zou moeten worden geleid door een driekoppig bestuur. Het voorstel werd door het ministerie positief ontvangen en eind 1956 zag het Productiefonds het levenslicht. Het bestuur bestond uit vijf leden, waaronder de directeur van de NBB, die zo de belangen van zijn achterban kon behartigen. De nieuwe stichting kreeg als belangrijkste opdracht de Nederlandse filmproductie te bevorderen door het creëren van financieel gunstige voorwaarden, vooral voor de speelfilmindustrie.